Begin jaren tachtig kwam ik in Managua een Nederlandse leeftijdsgenoot tegen met een opvallende bos haren. Het was de tijd van de chaotische wederopbouw na de Sandinistische revolutie.
Joep was zijn lang gedroomde reis van twee jaar aan het maken door het Latijns-Amerikaanse continent. En ik was er als halve Latino voor de alfabetiseringscampagne op het platteland. We hadden allebei in Den Haag gewoond, we deelden dezelfde interesses, en ik was blij verast een landgenoot te ontmoeten die onbevooroordeeld de realiteit kon aanschouwen van Latijns-Amerika.
Het klikte meteen en we besloten samen verder op te trekken naar het noorden om vrijwilligerswerk te doen. We gingen liftend de provincie in met het enige openbaar vervoer dat er bestond: in de laadbak van militaire voertuigen van de Sandinisten. Ook al sprak ik perfect Spaans, het was juist Joep die telkens een innig persoonlijk contact wist te leggen met iedereen die we onderweg tegenkwamen.
In Matagalpa waande Joep zich in het Wilde-Westen. Stoffige en modderige straten vol paarden en cantina’s met gewapende revolutionaire zuiplappen. Van de burgemeester mochten we er meehelpen de gemeentelijk kerstpakketten voor te bereiden door honderden kippen te slachten en te plukken. Nobel werk, maar het was niet iets voor Joep en mij. We besloten ons aan te sluiten bij de internationale brigades voor de koffie oogst.
En zo kwamen we in december aan op de Finca in de heuvels rond Juigalpa. De houten barakken en schuren zaten vol met vrijwilligers, voormalige strijders, boeren, studenten en Mosquito indianen.
Kenmerkend voor Joep was dat hij niet in het schuurtje wilde verblijven bij de groep buitenlanders. Die hadden iets meer comfort. Joep en ik sliepen in de grote barak gewoon tussen de honderd anderen op de grond. Van de buitenlanders was Joep de enige die buiten de politieke discussies contact en aansluiting kreeg met Nicaraguaanse jongeren door schaakwedstrijden te houden. Maar vooral zijn innemende en gemeende persoonlijke belangstelling, maakte dat Joep al snel heel geliefd was bij iedereen.
Verder deden we mee met de dagelijkse routines. Om vier uur opstaan, in de regen en in de modder ’s ochtends koffieplukken. En de hele middag modder afspoelen in de rivier. Joep had slechts één broek bij zich dus liep hij dagen met doorweekte kleren. Het deerde hem niet.
Meedoen betekende ook lessen krijgen in wapens hanteren. Hoe een FAL of een AK uit elkaar te halen en schoon te houden. De contra’s bevonden zich achter de heuvels van de finca. Ook al was er een wapenstilstand voor de kerst, het bleef oppassen geblazen.
Joep en ik kregen voor het nachtelijke wachtlopen een oud afstands geweer mee. Het moeilijkste was dat we geen sigaret mochten opsteken, die zie je van ver. Onze gesprekken in de pikdonkere buitenpost onder de sterrenhemel zullen me altijd bij blijven.
Samen met andere buitenlanders kochten we een hele koe die onder luid gejuich ter plekke werd geslacht. Dat was onze bijdrage aan de kerstmaaltijd voor de honderden vrijwilligers. Ook voor Joep was het een smakelijke feestmaaltijd en ik hoor hem nog uitroepen “he he, eindelijk eens wat anders dan de eentonige bonen en rijst op een tortilla als ontbijt, lunch en avondeten!”
Op oudjaarsnacht 1983 sloten Joep en ik ons aan bij de andere ‘internatcionalistas’ en in het keukentje zongen we om twaalf uur hand-in-hand De Internationale.
Buiten in de verte zagen we de lichtkogels die de contra’s bij wijze van vuurwerk de lucht inschoten. Ook zij vierden oud-en-nieuw. We bespraken daarna nog urenlang de politieke en militaire situatie van Latijns-Amerika.
Joep en ik zijn elkaar al meer dan dertig jaar uit het oog verloren. En als ik de reacties en condoleances lees van zijn vrienden en familie, is Joep dezelfde lieve, integere en strijdvaardige vent gebleven zoals ik hem heb leren kennen.
Geheel volgens traditioneel Latijns-Amerikaans gebruik, wil ik dan ook Joep’s naam heel luid uitroepen, gevolgd door een zo massaal mogelijk eerbetoon van blijvende presentie…
JOEP OOMEN…. PRESENTE !
Begin jaren tachtig kwam ik in Managua een Nederlandse leeftijdsgenoot tegen met een opvallende bos haren. Het was de tijd van de chaotische wederopbouw na de Sandinistische revolutie.
Joep was zijn lang gedroomde reis van twee jaar aan het maken door het Latijns-Amerikaanse continent. En ik was er als halve Latino voor de alfabetiseringscampagne op het platteland. We hadden allebei in Den Haag gewoond, we deelden dezelfde interesses, en ik was blij verast een landgenoot te ontmoeten die onbevooroordeeld de realiteit kon aanschouwen van Latijns-Amerika.
Het klikte meteen en we besloten samen verder op te trekken naar het noorden om vrijwilligerswerk te doen. We gingen liftend de provincie in met het enige openbaar vervoer dat er bestond: in de laadbak van militaire voertuigen van de Sandinisten. Ook al sprak ik perfect Spaans, het was juist Joep die telkens een innig persoonlijk contact wist te leggen met iedereen die we onderweg tegenkwamen.
In Matagalpa waande Joep zich in het Wilde-Westen. Stoffige en modderige straten vol paarden en cantina’s met gewapende revolutionaire zuiplappen. Van de burgemeester mochten we er meehelpen de gemeentelijk kerstpakketten voor te bereiden door honderden kippen te slachten en te plukken. Nobel werk, maar het was niet iets voor Joep en mij. We besloten ons aan te sluiten bij de internationale brigades voor de koffie oogst.
En zo kwamen we in december aan op de Finca in de heuvels rond Juigalpa. De houten barakken en schuren zaten vol met vrijwilligers, voormalige strijders, boeren, studenten en Mosquito indianen.
Kenmerkend voor Joep was dat hij niet in het schuurtje wilde verblijven bij de groep buitenlanders. Die hadden iets meer comfort. Joep en ik sliepen in de grote barak gewoon tussen de honderd anderen op de grond. Van de buitenlanders was Joep de enige die buiten de politieke discussies contact en aansluiting kreeg met Nicaraguaanse jongeren door schaakwedstrijden te houden. Maar vooral zijn innemende en gemeende persoonlijke belangstelling, maakte dat Joep al snel heel geliefd was bij iedereen.
Verder deden we mee met de dagelijkse routines. Om vier uur opstaan, in de regen en in de modder ’s ochtends koffieplukken. En de hele middag modder afspoelen in de rivier. Joep had slechts één broek bij zich dus liep hij dagen met doorweekte kleren. Het deerde hem niet.
Meedoen betekende ook lessen krijgen in wapens hanteren. Hoe een FAL of een AK uit elkaar te halen en schoon te houden. De contra’s bevonden zich achter de heuvels van de finca. Ook al was er een wapenstilstand voor de kerst, het bleef oppassen geblazen.
Joep en ik kregen voor het nachtelijke wachtlopen een oud afstands geweer mee. Het moeilijkste was dat we geen sigaret mochten opsteken, die zie je van ver. Onze gesprekken in de pikdonkere buitenpost onder de sterrenhemel zullen me altijd bij blijven.
Samen met andere buitenlanders kochten we een hele koe die onder luid gejuich ter plekke werd geslacht. Dat was onze bijdrage aan de kerstmaaltijd voor de honderden vrijwilligers. Ook voor Joep was het een smakelijke feestmaaltijd en ik hoor hem nog uitroepen “he he, eindelijk eens wat anders dan de eentonige bonen en rijst op een tortilla als ontbijt, lunch en avondeten!”
Op oudjaarsnacht 1983 sloten Joep en ik ons aan bij de andere ‘internatcionalistas’ en in het keukentje zongen we om twaalf uur hand-in-hand De Internationale.
Buiten in de verte zagen we de lichtkogels die de contra’s bij wijze van vuurwerk de lucht inschoten. Ook zij vierden oud-en-nieuw. We bespraken daarna nog urenlang de politieke en militaire situatie van Latijns-Amerika.
Joep en ik zijn elkaar al meer dan dertig jaar uit het oog verloren. En als ik de reacties en condoleances lees van zijn vrienden en familie, is Joep dezelfde lieve, integere en strijdvaardige vent gebleven zoals ik hem heb leren kennen.
Geheel volgens traditioneel Latijns-Amerikaans gebruik, wil ik dan ook Joep’s naam heel luid uitroepen, gevolgd door een zo massaal mogelijk eerbetoon van blijvende presentie…
JOEP OOMEN…. PRESENTE !